de Volkskrant
 

In de fuik van de creditcardmaatschappij

Olav Velthuis, February 9, 2007

AMSTERDAM - Amerikanen geven meer uit dan er binnenkomt. ‘En dat gaat een keer mis.’

‘De laatste dagen van de Verenigde Staten als economische grootmacht zijn geteld, en als er niet snel wordt ingegrepen, dreigt de Amerikaanse samenleving te bezwijken onder haar eigen schuldenlast’, zegt de Amerikaanse econoom en schuldenexpert Robert Manning.

Het Amerikaanse ministerie van Handel maakte vorige week bekend dat Amerikanen in 2006 het minst hebben gespaard in bijna 75 jaar. De spaarquote, het gedeelte van het besteedbaar inkomen dat gezinnen naar de bank brengen, kwam vorig jaar op minus 1 procent uit. Met andere woorden: Amerikanen gaven in 2006 meer uit dan er binnenkwam.

Eind januari luidde Manning over die trend de noodklok in de Amerikaanse senaat, waar hij als expert werd opgeroepen. Het grote publiek waarschuwde hij in In Debt We Trust, een documentaire over de creditcardindustrie die vorig jaar uitkwam, en waarvoor Mannings boek Credit Card Nation (2000) de basis was.

Tot de jaren vijftig was het volgens Manning, die als hoogleraar is verbonden aan het Rochester Institute of Technology, nog deugdzaam om veel te sparen. ‘Maar die tijd kunnen de meesten zich niet meer herinneren’, zegt hij in een telefoongesprek.

‘De afgelopen decennia heeft zich een grote culturele transformatie voorgedaan. We leven niet meer in een productiesamenleving, maar in een consumptiemaatschappij. Amerikanen proberen meer dan ooit status te verwerven door middel van consumptie. Wil je het verschil weten tussen een garage in Europa en een in de VS? In Europa kun je er je auto kwijt. In een Amerikaanse garage niet, want die staat tjokvol nutteloze consumptiegoederen.’

Dat Amerikanen steeds minder sparen, heeft echter niet alleen met de opkomst van de consumptiesamenleving te maken. Ook de ontmanteling van de verzorgingsstaat, voor zover de VS die echt hebben gekend, is er volgens Manning debet aan. ‘Daardoor zijn Amerikanen meer geld kwijt aan zaken die nog niet zo lang geleden door de overheid werden geregeld, zoals onderwijs en gezondheidszorg. Ook huisvesting is veel duurder geworden. Tegelijkertijd is het besteedbaar inkomen van de gemiddelde Amerikaan tussen 2000 en 2004 met 2 procent gedaald.’

Zo worden Amerikaanse burgers volgens Manning in de fuik van de creditcardmaatschappijen gedreven. In 2006 had de gemiddelde Amerikaan zeven creditcards. Tussen 1980 en 2006 liepen de schulden (hoofdzakelijk credit cardschulden, maar ook studieleningen en doorlopend krediet worden meegeteld) van Amerikaanse gezinnen op van 350 naar 2.200 miljard dollar.

Manning: ‘Meer dan de helft van de kaarthouders lukt het niet aan het eind van de maand hun creditcardtransacties af te betalen. Zij gaan dus schulden aan bij de creditcardmaatschappij. De creditcard is het nieuwe sociale vangnet van de Amerikaanse samenleving geworden.’ Daarbij geldt dat de armsten extra worden getroffen. Uit onderzoek blijkt dat zij doorgaans een hogere rente op hun schuld betalen dan de rijken, bijvoorbeeld omdat zij vaker te laat zijn met afbetalen en daarvoor worden beboet; of omdat zij, na een persoonlijk bankroet, bij vaak schimmige geldleners of bij de lommerd moeten aankloppen.

‘De ironie is dat onze levensloop door globalisering onzekerder is geworden. De verzorgingsstaat is er niet meer om je op te vangen als je ziek wordt, werkloos raakt, of met pensioen gaat. Je zou verwachten dat mensen in deze tijden meer gaan sparen. Maar het tegendeel is het geval.’

‘Nog erger: Begin jaren dertig gaven we ook meer uit dan we binnenkregen. Maar dat was tijdens een diepe recessie. De negatieve spaarquote van 2005 en 2006 deed zich voor tijdens een economische bloeiperiode.’

Volgens collega-economen wordt de daling van de spaarquote althans gedeeltelijk gecompenseerd door vermogensopbouw. Manning is niet van dat argument onder de indruk. ‘In de afgelopen tien jaar gingen Amerikanen twee keer zo snel schulden aan als zij bezittingen opbouwden. Bovendien zijn die bezittingen sterk geconcentreerd in de hogere sociale klassen.’

Wat hem vooral zorgen baart, is dat een gevoel van urgentie in de Amerikaanse samenleving ontbreekt: ‘De creditcardindustrie laat ons in de waan dat de middenklasse een stabiele klasse is. De consumenten zijn zelfvoldaan, zij hebben het gevoel dat ze recht hebben op hun huidige levensstijl van overmatige consumptie. In dat opzicht lijken de VS op het Romeinse rijk in zijn nadagen.’

Maar de generatie van babyboomers – meer dan 70 miljoen in totaal – zal er niet aan ontkomen: ‘Zij gaan met pensioen terwijl zij hoge schulden meetorsen. Dat is voor het eerst in de geschiedenis. Om hun kinderen naar de universiteit te sturen, hebben ze nu al nauwelijks voldoende geld. Zij zullen hun levensstijl fors moeten aanpassen.’

Manning vreest bovendien dat de Amerikaanse schuldenlast een belangrijk onderwerp wordt in het Amerikaanse buitenlandbeleid. ‘Het is een kwestie van jaren of we moeten de Chinezen smeken of ze nog wat geld aan ons willen lenen’, zegt hij.

Europa kan volgens Manning zijn borst natmaken: ‘De Amerikaanse markt is helemaal verzadigd. Creditcardmaatschappijen zien behalve AziĆ« ook Europa als groeimarkt. In het Verenigd Koninkrijk, Ierland en ItaliĆ« is de spaarquote de afgelopen tien jaar al hard teruggelopen. In dezelfde tijd zijn creditcardmaatschappijen daar agressiever marketing gaan voeren. In Frankrijk zie je nu dat de banken, net als in de Verenigde Staten eind jaren zeventig, stevig lobbyen voor deregulering zodat zij hun creditcards nog agressiever aan de man kunnen brengen, en minder rekening hoeven te houden met het consumentenbelang.’

 

This story ran on de Volkskrant on February 9, 2007.